De maag
Lees hoofdstuk 12.1 t/m 12.2.3 en de zelfzorgstandaard Maagklachten goed door.
Anatomie van de maag
De maag is een gespierde zak die krachtig samentrekt en daarbij voedsel kneedt en fijnmaakt. Tijdens het kneden scheidt de maagwand spijsverterende sappen af die het voedsel afbreken.
De maag heeft de vorm van een gekromde boon en zit in de buikholte. Aan de bovenkant is hij verbonden met de slokdarm, aan de onderkant met de twaalfvingerige darm. De maag heeft drie functies:
- Het verder kneden en fijnmaken van voedsel dat via de mond en de slokdarm de maag in komt;
- Het doden van bacteriën;
- Het afbreken van eiwitten en vetten.
De maagwand is ongeveer een halve centimeter dik en bestaat uit drie lagen Van buiten naar binnen zijn dit:
- De spierlaag: je maag is erg gespierd, en kan je voedsel goed fijnkneden en doorsturen in de richting van de darmen;
- De bindweefsellaag: in het bindweefsel bevinden zich onder andere de bloedvaten die de maag van zuurstof en voedingstoffen voorzien. Je maag verwerkt voedsel, maar de cellen van je maag hebben zelf ook voedingstoffen en zuurstof nodig om te kunnen functioneren. Dat krijgen ze net als alle andere cellen in je lichaam via het bloed;
- De slijmvlieslaag: dit is de binnenste laag van je maag. In deze laag bevinden zich de kliertjes die maagsap produceren.
Het slijmvlies aan de binnenkant van je maag doet naast het produceren van maagsap ook dienst als bescherming tegen het maagzuur. Maagzuur is zo zuur dat je cellen ervan kapot gaan als ze er direct mee in aanraking komen. Het slijmvlies beschermt de cellen van je maag tegen aantasting door het zuur.
Maagzuur is nodig voor de vertering van voedingstoffen, maar ook voor de afweer tegen indringers. Veel bacteriën die je via je voedsel binnenkrijgt, overleven de maag niet vanwege het zure milieu waar ze niet tegen kunnen. De pH in je maag ligt tussen de 1.2 en 3.0, wat erg zuur is.
In je maag begint de vertering van eiwitten en vetten. Je maag maakt onder andere het enzym pepsinogeen, dat door maagzuur wordt omgezet in pepsine. Pepsine maakt een begin aan de vertering van eiwitten. Daarnaast maakt je maag ook lipase aan, dat is het enzym dat vet verteert. Dat gebeurt in de maag echter maar in kleine hoeveelheden. De vertering van zowel eiwitten als vetten wordt voortgezet in de twaalfvingerige darm en de dunne darm.
Beantwoord de vragen:
Bekijk het filmpje Maagklachten – oorzaken en symptomen op het YouTube-kanaal van GezondheidspleinTV (3:46 min.):
Beantwoord de vragen bij het filmpje:
Beoordeel de stellingen:
Vertaal de begrippen:
Medicatie bij maagzuurklachten
Er worden drie groepen geneesmiddelen gebruikt bij maagzuurklachten:
1. Antacida;
2. Secretieremmende middelen:
A. H2-antagonisten;
B. Protonpompremmers (PPI);
3. Mucosaprotectiva.
Zoals je ziet worden de secretieremmende middelen onderverdeeld in twee subgroepen.
Als een patiënt last heeft van maagzuur, worden deze middelen in deze volgorde gebruikt. De patiënt begint dus met antacida. Als dat niet helpt, neemt hij een H2-antagonist. Helpt dat ook niet, dan neemt hij een protonpompremmer. Mucosaprotectiva worden alleen gebruikt als geen enkel medicijn helpt.
Hieronder worden de verschillende geneesmiddelengroepen besproken.
Antacida
Werking: neutraliseert maagzuur en bindt pepsine. Stoffen: algeldraat/magnesiumhydroxide (Antagel), natriumalginaat/calciumcarbonaat (Gaviscon). Dosering: 4 dd 1 uur na de maaltijd + voor de nacht. Bijwerkingen: geen belangrijke. Interactie: maakt complexen met o.a. antibiotica. Contra-indicatie: slechte nierfunctie. |
Antacida zijn een van de complexerende verbindingen die we bij de tetracyclines en chinolonen (antibiotica) hebben besproken.
H2-antagonisten
Werking: vermindert de vorming van maagzuur door remming H2-receptor. Stoffen: cimetidine, famotidine. Dosering: 1-2 dd 1 tablet. Bijwerkingen, interacties en contra-indicaties: geen belangrijke. |
Een antagonist is een blokkerend middel. Een H2-antagonist blokkeert de H2-receptor. Dat is een receptor in het parasympathische zenuwstelsel. Normaal zorgt de H2-receptor ervoor dat er maagzuur wordt aangemaakt. Door de blokkade door de H2-antagonist wordt er dus minder maagzuur aangemaakt.
Protonpompremmers
Werking: vermindert de vorming van maagzuur door remming van de protonpomp. Stoffen: omeprazol (Losec), pantoprazol (Pantozol). Dosering: 1 dd 1 tablet. Bijwerkingen: geen belangrijke. Interactie: middelen die zuur nodig hebben om opgenomen te worden. Contra-indicatie: geen belangrijke. |
De protonpomp pompt maagzuur de maag in. Als de protonpomp wordt geremd, komt er dus minder maagzuur in de maag.
Sommige geneesmiddelen hebben een zure omgeving nodig om te worden opgenomen in het bloed. Met het gebruik van een protonpompremmer wordt het minder zuur in de maag. Als een protonpompremmer en een middel dat een zure omgeving nodig heeft, samen worden ingenomen, dan werkt het laatste middel niet goed. Dat is gevaarlijk voor de patiënt.
Mucosaprotectiva
Werking: beschermen maagwand door vorming beschermende laag. Stoffen: sucralfaat. Dosering: 4 dd 1 gram. Bijwerking: obstipatie. Interactie: kan zich binden aan andere stoffen. Contra-indicatie: slechte nierfunctie. |
Beantwoord de vragen:
Vul de tabel in:
Beantwoord de vragen:
Medicatie bij maagklachten
Antibioticakuur bij een maagzweer
Een maagzweer wordt in bijna alle gevallen veroorzaakt door de bacterie Helicobacter Pylori (HP). Eén antibioticum is niet voldoende om HP te doden. Daarom geven we tegelijkertijd twee verschillende antibiotica. Deze antibiotica komen uit verschillende groepen, zodat ze elkaar in werking aanvullen. Daarnaast wordt tegen de maagklachten een protonpompremmer in een hoge dosering gegeven. De PPI wordt 2 dd gegeven in plaats van 1 dd (de normale dosering).
Werking: doodt Helicobacter Pylori-bacterie. Stoffen: combinatie van amoxicilline, claritromycine en PPI. Dosering: 2 dd 3 tabletten gedurende 7 dagen. Bijwerkingen: van de losse middelen. Interacties: van de losse middelen. Contra-indicatie: van de losse middelen. |
Beantwoord de vragen:
Medicatie bij misselijkheid
Er zijn twee groepen geneesmiddelen bij misselijkheid: dopamine-antagonisten en 5HT3-antagonisten. Beide groepen kom je tegen in de apotheek. De 5HT3-antagonisten werken het sterkst. Deze geneesmiddelen gebruiken we vooral bij ernstige misselijkheid zoals bij kanker of operaties. De dopamine-antagonisten gebruiken we meestal bij een ‘gewone’ misselijkheid.
Dopamine-antagonisten
Werking: bij misselijkheid en braken. Stoffen: domperidon, metoclopramide (Primperan). Dosering: zo nodig. Bijwerkingen: geen veelvoorkomende. Interacties: geen veelvoorkomende. Contra-indicaties: geen veelvoorkomende. |
5HT3-antagonisten
Werking: bij ernstige misselijkheid en braken (bijv. bij kanker of operaties). Stoffen: ondansetron (Zofran), granisetron. Dosering: 1-2 dd. Bijwerkingen: geen veelvoorkomende. Interacties: geen veelvoorkomende. Contra-indicaties: geen veelvoorkomende. |
Maak de mindmap:
Beantwoord de vragen:
Beantwoord de vragen:
Beantwoord de vragen: