Opdracht 3. Medicatie bij allergie
Er wordt in de linker kolom een begrip gegeven. Omcirkel in de andere kolom welk begrip daar bij hoort.
Begrip
|
Welke is de juiste
|
Antihistaminica
|
blokkeert histamine receptor/ remt afgifte histamine bij uiteenvallen mestcel.
|
Corticosteroïd
|
fexofenadine/ beclometason
|
Histamine afgifte remmende stof
|
cromoglicinezuur/ azelastine
|
Levocetirizine
|
1 dd 1 tablet / 1-2 dd 1 pufje per neusgat
|
Desensibilisatietherapie
|
anafylactische shock / bloedneus
|
Cromoglicinezuur
|
profylactisch / symptomatisch
|
Mometason:
|
1-2dd 1 pufje in per neusgat / 3-4dd 1
pufje in beide neusgaten |
Prednisolon:
|
ulcus pepticum / overgevoeligheid
|
Loratidine:
|
antihistaminicum / corticosteroïd
|
Zwangerschap:
|
antihistaminicum / corticosteroïd
|
Injectie:
|
corticosteroïd / desensibilisatietherapie
|
Histamine:
|
Levocabastine/ fluticason
|
Vollemaansgezicht
|
Mometason / prednisolon
|
Neusspray:
|
desensibilisatietherapie / histamine afgifte remmende stof
|
Sufheid:
|
Fexofenadine/ cromoglicinezuur
|