Opdracht 1. Anticonceptiva met een werkzame stof
Opdracht 1. Anticonceptiva met een werkzame stof
In deze opdracht ga je zelf meer informatie opzoeken over anticonceptiva met een werkzame stof. Gebruik bij het opzoeken van de antwoorden je boek Farmaceutische patiëntenzorg, het Farmacotherapeutisch Kompas of de KNMP Kennisbank.
Anticonceptiva met een werkzame stof
1. Er zijn verschillende toedieningsvormen van anticonceptiva met een werkzame stof. Zoek bij elke van onderstaande zes toedieningsvormen een merknaam:
A. De pil: orale anticonceptiva (OAC)
B. Intra-uteriene devices (IUD) of spiraaltje
C. Vaginale ring
D. Pleister
E. Implantatiestaafje
F. Prikpil
Er zijn drie groepen anticonceptiva met een werkzame stof:
Groep 1: Anticonceptiva met twee werkzame stoffen
Deze groep bevat een oestrogeen en een progestageen. Het oestrogeen is altijd ethinylestradiol. Het progestageen kan verschillen. De meest gebruikte zijn levonorgestrel of desogestrel.
De middelen in deze groep zijn verkrijgbaar als tablet, vaginale ring en pleister. Er zijn twee soorten tabletten, de éénfasepil en de driefasepil.
2. Wat is het verschil tussen een éénfasepil en een driefasepil?
Anticonceptiva met twee werkzame stoffen werken als volgt:
- Ze remmen de ovulatie
- Ze gaan innesteling in het baarmoederslijmvlies tegen
- Ze zorgen ervoor dat het cervixslijmvlies minder goed sperma kan doorlaten
- Oestrogeen zorgt vooral voor cycluscontrole
3. Hoe lang moet een anticonceptivum worden gebruikt voordat het veilig is?
Vrouwen die anticonceptiva uit deze groep voor de eerste keer gebruiken, kunnen starten op:
- De eerste dag van de menstruatie
- De vijfde dag van de menstruatie
- De eerste zaterdag na de eerste dag van de menstruatie
4. Zoek van alle drie mogelijkheden één voordeel en één nadeel op:
|
|
Voordeel
|
Nadeel
|
| Eerste dag
|
|
|
| Vijfde dag
|
|
|
| Eerste zaterdag
|
|
|
De dosering van anticonceptiva met twee werkzame stoffen is: drie weken gebruiken en daarna één week niet (de stopweek). Tijdens de stopweek krijgt de gebruikster een onttrekkingsbloeding.
5. Wat is het verschil tussen een menstruatie en een onttrekkingsbloeding?
Anticonceptiva met twee werkzame stoffen
|
Bijwerkingen: stemmingsklachten, misselijkheid, hoofdpijn, spotting. Interacties: antibiotica, anti-epileptica, sint-janskruid. Contra-indicaties: borstkanker, 35+ en rookster, trombose. |
6. Zoek de afhandeling van de volgende interacties op:
- Anticonceptiva met antibiotica;
- Anticonceptiva met sint-janskruid.
7. Waarom is ‘35+ en rookster’ een contra-indicatie voor anticonceptiva?
Groep 2: Anticonceptiva met een progestageen
Werking:
- Ze remmen de ovulatie;
- Ze gaan innesteling in het baarmoederslijmvlies tegen;
- Ze zorgen ervoor dat het cervixslijmvlies minder goed sperma kan doorlaten.
Dosering:
- Implanon, Depo Provera, Mirena: eenmalig toedienen, daarna een vaste periode werkzaam;
- Cerazette: 1dd1 tablet.
8. Zoek op hoe lang deze preparaten werkzaam zijn:
- Implanon;
- Depo Provera;
- Mirena.
9. Door welke groep vrouwen wordt Cerazette gebruikt?
Cerazette
|
Bijwerkingen: onregelmatige onttrekkingsbloeding, stemmingsklachten, misselijkheid, hoofdpijn, spotting. Interacties: antibiotica, anti-epileptica, sint-janskruid. Contra-indicaties: borstkanker, trombose. |
Groep 3: Koperspiraaltjes
Voorbeelden van koperspiraaltjes zijn: Flexi T, Gynefix, T-Safe, Multiload.
10. Zoek op hoe groot deze spiraaltjes zijn.
De werking van koperspiraaltjes:
- Ze maken het baarmoederslijmvlies ongeschikt voor de innesteling van een bevruchte eicel
- Ze maken sperma onvruchtbaar
Dosering: eenmalig plaatsen, daarna 5 tot 10 jaar werkzaam (afhankelijk van het merk).
Koperspiraaltjes worden ook als noodanticonceptie gebruikt.
11. Bij welke groep vrouwen is het koperspiraaltje geschikt als noodanticonceptie? Gebruik hierbij ook de zelfzorgstandaard Noodanticonceptie.