Infectieziekten


Het immuunsysteem

Bij infecties speelt het immuunsysteem een grote rol. In het filmpje: Hoe werkt het immuunsysteem? wordt uitgelegd hoe het immuunsysteem werkt. Je vindt het filmpje op het videokanaal. 

  1. Het videokanaal vind je op het portaal;
  2. Bij de apps staat een app Video;
  3. Klik deze aan;
  4. Kies nu het Channel Apothekersassistent;
  5. Zoek tussen de filmpjes naar het filmpje;
  6. Kijk het filmpje.


Beantwoord de vragen bij het filmpje:



Infectieziekten

Bekijk het filmpje Bacteriën en virussen - Wat zijn het en hoe kun je een infectie voorkomen? (3:20 min.). Het filmpje is ook te vinden op de website van Gezondheidsplein.


Beantwoord de vragen bij het filmpje:



Micro-organismen

Voer de volgende opdracht samen met 1 medestudent uit. Je kunt de antwoorden vinden in hoofdstuk 20 van Farmaceutische Patiëntenzorg.
Bekijk eventueel ook dit filmpje Wat is het verschil tussen een bacterie en een virus? (1:28 min.) van Clipphanger:


Omschrijf de begrippen:



Het ontstekingsmechanisme

Als een micro-organisme in het lichaam komt ontstaat een ontstekingsreactie. Het doel van de ontstekingsreactie is het lichaam beschermen tegen ziekteverwekkers. Een ontstekingsreactie heeft de volgende kenmerken:

  • Warmte;
  • Pijn;
  • Roodheid;
  • Zwelling.

De ontstekingsreactie is nuttig omdat hierdoor bloedvatverwijding optreedt om meer bloed en afweerstoffen naar de plaats van de ontsteking te kunnen brengen. De ontstekingsreactie zorgt ervoor dat er antilichamen gevormd worden. Antilichamen zorgen ervoor dat de micro-organismen uit het lichaam worden verwijderd.



Antibiotica

 

In hoofdstuk 20 van Farmaceutische Patiëntenzorg vind je informatie over antibiotica. Antibiotica werken tegen bacteriën. Een antibioticum kan 2 verschillende werkingen hebben: bactericide of bacteriostatisch.




Antibioticaresistentie

Soms is een bacterie ongevoelig voor een antibioticum. Dit noemen we resistentie. In het volgende filmpje Hoe ontstaat resistentie tegen antibiotica? (1:30 min.) wordt uitgelegd hoe resistentie ontstaat: 

 

 

 

Beantwoord de vraag bij het filmpje:

 


 


 

Begrippen rondom antibiotica

 

Beschrijf de begrippen:

 

 


 

Er zijn vier groepen antibiotica. In hoofdstuk 20 van Farmaceutische Patiëntenzorg lees je er alles over. Hieronder nog wat extra informatie die niet in het boek staat.

 

Antibiotica kunnen onderverdeeld worden in:

 

  • Penicillines;
  • Tetracyclines;
  • Macrolide antibiotica;
  • Chinolonen;
  • Overige.

 

 

 

PENICILLINES


Werking: bactericide.
Stoffen: amoxicilline, amoxicilline/clavulaanzuur, feneticilline (Broxil), flucloxacilline (Floxapen).
Bijwerkingen: huidreacties, diarree tijdens de kuur.
Interactie: anticonceptiepil??

 

De interactie met de anticonceptiepil is eigenlijk geen interactie. Penicillines verminderen de werking van de anticonceptiepil niet. Wel heeft iemand die antibiotica gebruikt vaak diarree of geeft over. Daardoor wordt de anticonceptiepil niet goed opgenomen in het bloed en kan de pil zijn werking niet goed doen.

 

 

 

TETRACYCLINES 


Werking: bacteriostatisch.
Stoffen: doxycycline, minocycline.
Dosering: starten met 2 tabletten tegelijk daarna elke dag 1 tablet.
Bijwerkingen: misselijkheid, diarree, overgevoeligheid voor zonlicht.
Interacties: complexerende middelen.
Contra-indicatie: zwangerschap.

De minimale effectieve concentratie van doxycycline en minocycline is hoog. Er is dus een hogere dosering nodig om gelijk de werking van deze antibiotica te hebben. Daarom neemt de patiënt de eerste dag 2 tabletten in.
Een patiënt die minocycline of doxycycline gebruikt kan uitslag krijgen van deze antibiotica als hij in de zon gaat zitten. De antibiotica gaan namelijk in de huid zitten en geven een reactie in de huid als de zon erop komt. In de zomer is het daarom verstandig deze patiënten te adviseren een goede zonnebrand te gebruiken
Complexerende middelen zoals, calcium of ijzer kunnen tetracyclines onwerkzaam maken. Complexerende middelen binden aan het antibioticum zodat het niet opgenomen wordt vanuit de darm naar het bloed.

 


 

MACROLIDEN


Werking: bacteriostatisch.
Stoffen: azitromycine (Zithromax), claritromycine (Klacid).
Bijwerkingen: diarree, overgevoeligheid, hartritmestoornis.
Interacties: medicatie die hartritmestoornissen veroorzaken.
Contra-indicatie: hartritmestoornis.

De halfwaardetijd (t1/2) van macroliden is lang. Het duurt lang voordat het middel uit het bloed is verdwenen (een paar dagen). Daarom hoeft de patiënt een macrolide meestal maar 3-7 dagen te gebruiken.

 


 

CHINOLONEN


Werking: bactericide.
Stoffen: ciprofloxacine (Ciproxin), norfloxacine (Noroxin).
Bijwerkingen: geen veel voorkomende.
Interacties: complexerende middelen.
Contra-indicaties: overgevoeligheid, epilepsie, hartritmestoornissen.

Chinolonen zijn reserve antibiotica. Dit betekent dat deze groep pas gebruikt wordt als andere antibiotica niet helpen. Dit doen we om resistentie te voorkomen.

 


 

Maak deze puzzel:

 

 


 

Vul de tabel in:

 

 


 

Beantwoord de vragen:

 

 


 


 

Antibiotica kinderdosering

 


 

Beantwoord de vragen:

 

 


 


 

Herhalingsopdracht

 


 

Controleer de recepten:

 

 


 


 

Hoofdroos

 


 

Beantwoord de vragen:

 

 


 


 

Hoofdluis

 


 

Beantwoord de vragen:

 

 


Naar boven
/var/www/bib-apothekersassistent-albeda.learningmatters.nl