Toedienen - opdrachten


Toedieningswegen & toedieningsvormen


Opdracht: Toepassing van geneesmiddelen 

Lees Hoofdstuk 1 van het boek farmaceutische patiëntenzorg en beantwoord daarna de volgende vragen:

 

1. Welke soorten behandelingen zijn er? Geef de naam en beschrijf wat de behandeling inhoud? 

2. Waar hangt de duur van een behandeling vanaf?  

3. Waarom is het belangrijk om een kuur af te maken?  

4. Noem 3 aandoeningen, waarvoor chronisch geneesmiddelen moeten worden ingenomen 

5. Waarom is vertrouwen in een geneesmiddel erg belangrijk?  

6. Wat is het placebo-effect?

7. Beschrijf hoe homeopathische middelen werken?  

8. Wat gebeurt er bij het eerste gebruik van een homeopathisch middel?  

9. Wat is het verschil tussen homeopathie en fytotherapie?  

 


Opdracht: Toedieningsvormen

Lees nog eens hoofdstuk 2 van het boek Farmaceutische patiëntenzorg door en beantwoord dan de volgende vragen. Bekijk ook het filmpje Slikken van medicijnen op de website apotheek.nl/instructies/:


1. Wat is een toedieningsvorm?

2. Benoem 5 toedieningsvormen.

3. Welke toedieningsvormen ken je er nog meer?

4. Er zijn verschillende soorten tabletten. Beschrijf van de volgende tabletten, wat voor soort tablet het is en wat is het voordeel van die tablet.

   A. Zuigtablet:

   B. Maagsapresistente tablet: 

   C. Smelttablet: 

   D. Dragees: 

   E. Bruistablet: 

   F. Tabletten met vertraagde afgifte:

   G. Dispertabletten: 

   H. Kauwtabletten:

5. Met welke afkorting wordt eraan gegeven dat een tablet een maagsapresistente tablet is?

6. Met welke afkorting kan een tablet met vertraagde afgifte aangegeven worden? Noem er tenminste 3.

7. Welke vloeibare toedieningsvormen zijn er?

8. Wat is het verschil tussen een drank en een suspensie?

9. Leg uit hoe je een neusspray moet gebruiken.

10. Waarom verdient een neusspray de voorkeur boven een neusdruppel?

11. Geef de Latijnse benaming voor:

      A. Oordruppels: 

      B. Oogdruppel:

      C. Oogzalf: 

      D. Mondspoeling: 

12. Wat is een “groot” nadeel bij een oogzalf?

13. Welke toedieningsvormen zijn er voor inhalatie?

14. Welk hulpmiddel kan je bij welke toedieningsvormen voor inhalatie meegeven?

15. Welke toedieningsvormen zijn er voor uitwendig gebruik?

16. Wat is het grote verschil tussen een crème en een zalf?

17. Noem 3 redenen waarom een zetpil de voorkeur heeft boven een tablet?

18. Welk advies kan je aan een cliënt meegeven, als die moeite heeft met het doorslikken van een capsule?

19. Hoe moet een capsule altijd ingenomen worden?      

20. Waarom moet een capsule droog bewaard worden?   

21. Mogen oordruppels in ogen gedruppeld worden? Leg ook uit waarom wel of niet. 

22. Hoe werkt een pleister met geneesmiddel?  

23. Noem 3 geneesmiddelen die in een pleister verwerkt kunnen zijn?  

24. Welke vaginale toedieningsvormen zijn er?  

25. Welke parenterale toedieningsvormen zijn er?  

26. Geef de betekenis van de volgende benamingen:

      A. Intramusculair: 

      B. Intraveneus: 

      C. Subcutaan: 

      D. Intra-articulair:

  


Invulopdracht: Toepassing en toediening van medicijnen

Lees de onderstaande casussen door en vul het ontbrekende woord in op de stippellijn. Gebruik ook hoofdstuk 1 tot en met 4 uit het boek Farmaceutische patiëntenzorg

(Neem onderstaande tekst over in een leeg Word-document en vul daar de ontbrekende woorden in.)

  

1. Dhr. Jonas is 87 jaar oud. Hij heeft longkanker met metastasen (uitzaaiingen) in de hersenen en het ruggenmerg. Dhr. Jonas is uitbehandeld. Om de laatste levensfase van deze patiënt draaglijk mogelijk te maken is er gekozen voor: … (1) … therapie. De specialistische thuiszorg zorgt voor goede pijnstilling en rustgevende medicijnen. De pijnstilling wordt … (2) … toegediend via een pleister op de huid. Deze methode is een voorbeeld van … (3) … toediening met een … (4)… werking.


2. Hannah heeft keelontsteking. Het is begonnen met een flinke verkoudheid. Ze heeft zogenaamde … (1) … middelen gebruikt ( middelen die je zonder recept bij een apotheek of drogist kunt kopen), om de klachten van de verkoudheid wat te verlichten. Dit noemen we
… (2) … therapie. Ze gebruikte drie dagen … (3) … (neusdruppels).

Na een week kreeg Hannah koorts en kreeg keelpijn. Ze maakte een afspraak bij de huisarts. Na de keel van Hannah te hebben gecontroleerd werd door de huisarts een bacteriële keelontsteking geconstateerd. Hannah kreeg antibiotica voorgeschreven … (4) … (toediening via de mond).

Omdat de antibiotica de oorzaak aanpakt van de ziekte noemen we deze behandelmethode: … (5) …


3. Josephine is een jonge vrouw van 18 jaar. Sinds haar 14e menstrueert ze maandelijks. Tijdens deze menstruatie verliest Josephine veel bloed. Het ijzergehalte in haar bloed is daardoor vaak te laag. Om deze reden slikt Josephine dagelijks ijzertabletten. Dit is een voorbeeld van … (1) … therapie. Nog een voorbeeld van een therapie waarbij een geneesmiddel de lichaamseigen stof vervangt is: … (2) …


4. Dirkje is net 3 maanden oud. Een vrolijke gezonde baby. Zijn ouders hebben via de post een oproep gekregen voor de eerste vaccinaties die Dirkje moet krijgen. Deze vaccinaties moeten voorkomen dat Dirkje ziek wordt. We noemen dit preventieve of … (1) … therapie.

Omdat de huid op de prikplek wat roodheid kan gaan vertonen hebben de ouders van Dirkje een crème aangeschaft voor … (2) … toediening/ gebruik (die ze op de aangedane plek kunnen aanbrengen).

  

5. Een narcosemiddel kunnen we ook een geneesmiddel noemen. Het wordt … (1) … gebruikt (om het medisch onderzoek te ondersteunen en de oorzaak van een kwaal te achterhalen). Narcose middel wordt via de neus en longen toegediend maar heeft desondanks toch … (2) … effect (invloed op het gehele lichaam).


6. Als de oorzaak van een ziekte wordt behandeld spreken we van … (1) … therapie.

Als de behandeling is gericht op een symptoom ( verschijnsel) bestrijding spreken we van
 … (2) … therapie.

… (3) … therapie is gericht op het vervangen van een lichaamseigen stof.



Opdracht: Begrippen toediening

1. Geef een korte omschrijving van de volgende begrippen:

Oraal – Sublinguaal – Rectaal – Parenteraal – EC – MSR 

2. Noem 1 voordeel en 1 nadeel van rectaal gebruik van een gnm boven een oraal gebruik?




Naar boven
/var/www/bib-apothekersassistent-albeda.learningmatters.nl